Cler. Luik, A.I. 1513-1523 (1510-1528) Den Bosch Jan van Geldrop (Willems soen), komt vanaf 1497 in de Bossche bronnen voor en wordt in 1502 vermeld als poorter van Den Bosch. Van zijn verwanten is weinig bekend, maar vermoedelijk was hij een telg uit de Oirschotse familie Van Geldrop (vgl. nr.135). Blijkens zijn onderschrift was Jan een zoon van Willem van Geldrop. Een Willem van Geldrop was in 1464, 1470 en 1473 schepen van Oirschot terwijl een heer Willem van Geldrop van 1447 tot 1473 kanunnik en in 1473 vicaris was in de St.Petruskerk aldaar. In 1522 trad in een akte van Jan van Geldrop een Willem van Geldrop op als getuige, maar over een eventuele familieband met de notaris wordt niets vermeld. Verder leefden er enkele naamgenoten van de notaris in Den Bosch die misschien ook aan hem verwant waren. Een heer Jan van Geldrop fungeerde in 1498 tweemaal als getuige bij rechtshandelingen in akten van heer Henrick vanden Loe (nr.246), éénmaal in diens woonhuis in de Peperstraat en éénmaal in de St.Jan. In 1500 was Jan Willems van Geldrop zelf als getuige aanwezig bij een handeling in heer Henricks woonhuis. Een andere Jan van Geldrop was van 1485 tot 1520 in Den Bosch werkzaam als goud- en zilversmid. Wel is met zekerheid bekend dat de notaris verwant was aan Goyart Grotart van Oss, raadsheer van Den Bosch, die op 27 oktober 1504 zijn testament maakte ten overstaan van meester Willem Bardeyn (nr.34). Daarbij legateerde hij een zilveren lepel aan zijn neef Jan Willems van Geldrop die tevens als getuige optrad en het testament later ook zou ingrosseren. In 1510 stelde Jan van Geldrop als notaris het huwelijkscontract op van Goyart Groetart van Oss, natuurlijke zoon van de vorige en later notaris en secretaris van Den Bosch (nr.151). Op 1 september 1513 was Jan van Geldrop één van de executeurs-testamentair van Heylwich Jacop Derxss, weduwe van voornoemde raadsheer Goyart Grotart van Oss. Hij wordt verder vermeld als neef van heer Gielis van Strathen, priester en inwoner van Den Bosch, die op 31 mei 1514 zijn testament maakte en hem eveneens tot één van de uitvoerders van zijn testament benoemde. Ten slotte was hij mogelijk ook verwant aan Gerit van Heessel (nr.170), over wiens onmondige kinderen Jan van Geldrop in 1524 samen met anderen de voogdij uitoefende. 1) Hoewel Jan van Geldrop in tal van archiefstukken voorkomt zijn er toch slechts twee functies met zekerkheid van hem bekend: die van openbaar notaris en die van secretarieklerk (scriptor camere). Als notaris stelde hij zelf vrij veel akten op en verder ingrosseerde hij akten voor meester Willem Bardeyn (nr.34), heer Claes Hoyberchs (nr.182) en heer Dirck Spijs (nr.369). Hij komt bovendien voor als getuige in notariële akten van heer Henrick vanden Loe (nr.246), meester Peter van Os (nr.292), Jan Bax (nr.27), meester Willem Bardeyn (nr.34), meester Symon van Couderborch (nr.225), heer Claes Hoyberchs (nr.182), Dirck die Wolff (nr.420), heer Lambrecht Muykens (nr.273) en Jan van Balen (nr.31). De meeste van hen waren zelf als secretaris of klerk op het Stadhuis werkzaam en een aantal van de akten is dan ook daar opgesteld. Jan wordt voor het eerst genoemd als secretarieklerk in 1497 en 1498. Hij maakte toen in opdracht van de stad onder meer copieën van een bestand dat met de Geldersen was gesloten, van een verbod op het verkopen of dragen van Engelse, Ruwaardse of andere buitenlandse lakens, van de rekening van een haardentelling en van een evaluatie van munten. In 1515 en 1521 wordt hij genoemd in samenhang met meester Claes Kuyst, secretaris van Den Bosch, wiens klerk hij toen misschien was. Er zijn slechts kleine aanwijzingen dat Jan van Geldrop net als andere klerken rentmeester was van een aantal instellingen. Zo schreef en dupliceerde hij voor 3½ gulden de rekening van de Leproserie van het jaar 1509/10 en verleende hij in 1513 namens de Grote Infirmerie op het Groot Begijnhof een kwitantie aan de kerkmeesters van de St.Janskerkfabriek voor een betaalde pacht. De notariële protocollen van Jan van Geldrop werden op 10 september 1528 toegewezen aan Daniel van Vlierden junior (nr.406) die eveneens als klerk werkzaam was op de secretarie en in wiens huis hij eerder al eens een akte had verleden. Vermoedelijk overleed Jan van Geldrop kort vóór laatstgenoemde datum. In 1539 kwamen zijn protocollen in handen van heer Adriaen Preyser (nr.324). 2)
|
Noten | |
1. | GAH, OA B8 (1497/98); Bijlage 27.26, 31.8, 34.1, 134.24, 246.25, 246.28, 246.29, 285.2, 292.3, 319.2, 319.5; Lijten, "Oirschotse zoen-accoorden", 12 (1982) 68 noot 7; Van Rooij, Het oud-archief, II 343-344 nr.1258, vgl. 348 nr.1274; Visschedijk, "De kapittelheren", 47 nr.29, vgl. 46-47 nrs.25-29; Koldeweij, "Beknopt overzicht", 34; KUL, CH, fo.230r; GAH, RA 1283, fo.182v (1 sept.1513), RA 1301, fo.114v-166r (1 febr.1524); Van Sasse van Ysselt, De voorname huizen, II 198-199, 525 (incorrecte lezing van de akte uit 1513); Vgl.: Schillings, Matricule, III 209 nr.61, 505 nrs.86 en 90; Keussen, Die Matrikel, II 582 nr.62. |
2. | Bijlage II 27.9, 27.26, 31.18, 34.1, 134.21, 134.26, 182.5, 182.10, 182.13, 182.19, 225.6, 246.29, 273.2, 292.3, 292.5, 369.2, 406.5, 420.2; GAH, OA B8 (1497/98), B9 (1498); GAH, FAR 33, nr.8 (1509/10); APB, St.Jan II, kwitantie d.d. 22 mrt.1513; Tabel 3.2, nrs.58 en 60; Verwijzingen naar notariële akten: GAH, IVR 419 (rekening THG 1521/22); RANB, SET 2, nrs.XLIII (10 mrt.1522), XLVIII (2 sept.1511), LXXVI bis (10 mrt.1522); Door Jan van Geldrop gecollationeerde afschriften: Bijlage II 31.4; OLVB 46/47 (1499-1521). |